3 Belgen Ad Petersen Annet van de Elzen Arnoud de Blauw Beelden Biezen Birgitt van Bracht De Muzen De Verbeelding Eindexamenwerk St.Joost Engels design Fotografica Frans Kerkhoff Franse schilderkunst Gaby Bovelander Henk Klok Herman Gordijn Het sublieme gemis Jan Fabre Jan Hoet Jan Hoet 2 Jan Hoet 3 Jean-Michel Alberola Jean-Pierre Caumiant Jeroen Bechtold Jeroen Doorenweerd Johan Clarysse Jon Marten Kees Mol KunstRAI 1993 Leon Adriaans Lotti van der Gaag MUHKA Marcel Maeyer Martien de Visser Middelheim Miquel Barcelo Mireille van 't Hoff Miriam Slaats NBKS 1 NBKS 2 Open Ateliers Pieter Ouborg Rick Koren Right of Speech Robert Wilson Rosemarie Trockel Signmar Polke Textielmuseum Thijs van Kimmenade Tine van de Weyer en Bert Poulisse USA Today Vormen van sculptuur Vrij Spel Willem Pak Fo Tjon Wim Claessen Wim Schuetz Witte de With Wolfgang Laib Wolfslaar Yvon Ne Zoersel
|
Werk van Pieter Ouborg (1893-1956) is in de openbare collecties in
Nederland aanwezig zoals de kunstenaar zelf gewerkt heeft. Elk
belangrijk museum heeft wel wat werk van hem, maar het heeft een
geisoleerde plaats in de collectie en in de marge van de
kunstgeschiedenis. En toch, zijn schilderijen, tekeningen en
gouaches zijn vaak schitterend, hoe klein ze ook zijn. Er zijn
weinig kunstenaars die zo consistent een oeuvre hebben opgebouwd
waarin de grote ontwikkelingen in de beeldende kunst van de
twintigste eeuw zichtbaar zijn. Ouborgs ontwikkeling volgde die van
de kunst in Europa, maar inderdaad van op afstand, zowel
geografisch als artistiek. Het Van Abbemuseum in Eindhoven heeft
een paar bijzondere Ouborgjes die lang apart hebben gehangen in een
verbindingsgang tussen twee zalen in de nieuwbouw. Het typeert de
positie van het werk en van de maker: het werk hoorde inderdaad
nergens bij, net zo min als de schilder "ergens" bijhoorde.
P.Ouborg is 100 jaar geleden in Dordrecht geboren en ter
gelegenheid daarvan heeft het Dordrechts Museum ruim 200
schilderijen, gouaches en tekeningen geexposeerd die Ouborg vanaf
de jaren dertig maakte, onder de titel "Heimwee naar het hart der
dingen". Het is een heel mooie tentoonstelling van kunst die nu nog
altijd modern aandoet maar moeilijk toegankelijk en niet zo
vanzelfsprekend was in de tijd dat ze gemaakt werd.
Ouborg trok in 1916 naar Nederlands-Indie als onderwijzer; later
verdiende hij daar zijn geld als tekenleraar aan een H.B.S. Hij
bleef daar tot 1938, met enkele tussenpozen waarin hij met verlof
ging naar Nederland. Zijn contact met het artistieke klimaat in
Europa was eenzijdig. Hij volgde de ontwikkelingen via enkele
kunsttijdschriften die hij zich vanuit Europa liet toezenden. Maar
het discours eromheen van collega's, kritici en museummensen moest
hij uiteraard missen. Des te opmerkelijker is het dat hij zich
ontwikkelde tot een van de weinig echte surrealisten in Nederland
en eigenlijk, onbedoeld, de grondlegger was van het abstract expressionisme,
de stijl van Cobra. En alles in het artistieke
isolement in Indie, dat slecht doorbroken werd door zijn
verlofperiodes in Nederland tijdens welke hij koortsachtig de
tentoonstellingen van eigentijdse kunst bezocht. Exposities van
eigen werk in Bandoeng en Batavia, en voor het eerst in Nederland
in 1932 worden door de kritiek smalend ontvangen.
Tot zijn vroege surrealistische werken die te zien waren op zijn
eerste solotentoonstelling in Nederland, bij kunsthandel De Bois in
Haarlem in 1932, hoort "Vaarwel" uit 1931. Een klein werk, 27 bij
33 cm meet het slechts, maar zo mooi. Het is het toonbeeld van een
effectieve compositie: met zo weinig beeldmiddelen zoveel
verbeelding oproepen. Dat is pure abstractie. "Er staat anders
weinig genoeg op," schreef Ouborg aan een vriend die het kocht. Hij
had er schik in dat hij het mooi vond, maar sprak ook de hoop uit
dat hij er maar niet gauw op uitgekeken zou raken! Het bovenste
deel is een rechthoek in lichtblauw, het onderste in blauwgrijs. En
daartussen lijken plastische en abstracte vormen te schuiven die
vanuit een visioen zijn neergeschreven.
Dit schilderen behoort tot het surrealistisch idioom zoals we dat
kennen van Max Ernst, De Chirico of Dali. En zoals ook Ouborg dat
kende, van plaatjes. De theoreticus van het surrealisme, Andre
Breton, noemde deze wijze van schilderen "Ecriture automatique",
het automatische schrijven of schilderen: het buiten de controle
van het logische verstand om uiting geven aan wat spontaan in de
geest opkomt. Bedoeld werd in het bijzonder het schilderen van het
visionaire en dat sloot aan bij wat Ouborg in Indie aantrof. "In
Indie vond ik een kunst, nog geheel verbonden aan de religie en
voor mij is dat eigenlijk de enige kunst." Ouborg wilde het
onzichtbare, het bovennatuurlijke, zichtbaar maken, de stille
kracht dus die achter de concrete werkelijkheid schuil gaat. Dat
spirituele is de basis van de abstracte kunst van Ouborg. Het is
niet de abstractie vanuit het visuele zoals we dat kennen van
Picasso, die het zichtbare vervormde en reduceerde, zolang tot hij
het essentiele overhield. Ouborg werd gedreven door een "heimwee
naar het hart der dingen" en zijn vormen verwijzen daarnaar.
Dat spirituele maakt ook dat zijn abstract©expresionistische werk
van na de oorlog zo ingekeerd is. Het lijkt op het eerste gezicht
zo op Cobra maar het mist dat extraverte en uitbundige. Op de
tentoonstelling hangt gelukkig ook de tekening "Vader en zoon" uit
1950 in de spontane stijl van de kinderhand. Toen de tekening werd
bekroond in 1950 dreef er een storm van verontwaardiging door
kunstminnend Nederland. De teneur van de kritiek: dat kan mijn
zoontje van vier ook, een cliche waar de burger zich nog altijd
niet voor schaamt. Cobrakunstenaars Rooskens en Wolvecamp herkenden
de kwaliteit en vroegen de toen al 57©jarige Ouborg om zich bij hun
beweging te voegen. Maar hij weigerde zich waar dan ook bij aan te
sluiten en verkoos het isolement. Die pure tekening toont die
spontane, zoekende Cobrahand in die ongecompliceerde stijl. Maar
het ging Ouborg om iets anders: hij bleef de magie achter de dingen
zoeken.
P.Ouborg in het Dordrechts Museum, Museumstraat 40, t/m 9 januari
|