Antonietta Peeters Arie Berkulin Artis BOA 1 BOA 2 Beelden in Zoersel Bernd Lohaus Buitenmaatse grafiek op de grens Co van Assema Colin Lowe De Verbeelding De geur van hout De muze als motor Dick Fluitsma Eddy Posthuma de Boer Eelco Brand Een ander mensbeeld Emily Boekhout Esko Mannikko Felicien Rops Franka Beijers en Marc Koreman Geert van de Camp Gerrit Sol Gilbert and George Grafiek Guido Geelen Guillaume Bijl Hans Greep Hendrik Nicolaas Werkman Henk Visch Het gegeven beeld Jack Poell Jacomijn den Engelsen Jan Dibbets John Koermeling Jos Boetzkes Kunst in Rijen Lidwien Kraakman Marc Nagtzaam en Eelco Veenman Marie-Therese Colen Martha van Meurs Mattie Schilders Miek en Harry Vlamings Nicolas Dings Noor de Rooy en Piet Vloemans Opvattingen van schilderkunst Otto Egberts PJ Roggeband Panamarenko Paul Haentjes Paul van der Eerden Petra Boshart Rosan Bosch Ru van Rossem Ruimte in de kunst Sal Meijer Sarah Lucas Shelter Simon Woudwijk Soil and ceil Surrealisme Theo Kuijpers Ton Slits Tony Cragg VBBKZN Wat betreft Japan Willem Adams Willem de Kooning Wouter van Riessen Zomerbeelden Zomeropstelling
|
Kunst uit het paradijs
Het verhaal van Hendrik Nicolaas Werkman is het verhaal van een
zelf bevochten kunstenaarschap, tegen de omstandigheden in. Van
welke aard de hindernissen ook waren, ze konden niet verhinderen
dat Werkman uit eigen persoonlijkheid een kunst ontwikkelde
die aansloot bij de internationale avant-garde rond 1925. Wat
hij zelf met een kleine term "druksel" noemde, gaf samen met
het werk van Van Doesburg, Mondriaan, Rietveld Nederland een
plaats in de internationale moderne kunst. Maar in het geval
van Werkman was dat in stilte en achteraf. Groningen, ver van
de grote kunstcentra in het interbellum, heeft hij maar amper
verlaten. De man die zijn werk de belangrijke plaats heeft
gegeven die het verdiende, Willem Sandberg van het Stedelijk
Museum in Amsterdam, moest in 1938 zelf naar Groningen om de
man te ontmoeten wiens werk hij bij een kennis had gezien. Werk
waarvan hij onmiddellijk de grote kwaliteit zag. Het was Sandberg
die hem een eerste solotentoonstelling buiten Groningen
bezorgde en die in 1945 zijn eerste en tot voor kort enige
overzichtstentoonstelling organiseerde. In het Stedelijk in
Amsterdam. Maar die ultieme erkenning zou Werkman niet meer
meemaken. Kort voor de bevrijding werd hij door de Duitsers
vermoord.
Grafische experimenten
Werkman was een ambachtsman die artiest werd. Die zich door
middel van zijn druksels bevrijd heeft en al het getob in zijn
priveleven en in zijn verlopende drukkerij achter zich kon
laten. De artistieke talenten die zich in de schaduw van zijn
drukkersambacht hadden ontwikkeld stroomden uiteindelijk rijker
dan de ambities van het koopmanschap. In zijn vrije werk, vanaf
ongeveer 1922, zijn de grote ontwikkelingen zichtbaar die de
nieuwe kunst in het interbellum kenmerken. Bij hem zien we
zowel het expressionisme zoals zich dat in Duitsland had ontwikkeld
als de abstractie van het constructivisme. Een compositie
uit 1925 zoals afgebeeld in zijn eigen blad The Next Call,
sluit aan bij het werk van de constructivisten Lissitsky, Huszar
en Moholy-Nagy. Het waren typografische experimenten met
losse letters en cijfers in primaire kleuren die een pure abstractie
beoogden te zijn. Een nieuwe, zuivere kunst die, vrij
van een figuratieve voorstelling, lijnen en vormen in een helder
evenwicht plaatst. Een compositie als doel in zichzelf.
Theo van Doesburg was er van gecharmeerd. Nog groter waardering
kreeg Werkman van Michel Seuphor, kunstenaar van de geometrische
abstractie die grote invloed had in Parijs. Seuphor heeft
werk van Werkman in het buitenland getoond en is met hem blijven
schrijven. Werkman noemde ze druksel en geen drukwerk dat
altijd een beperkt nuttig doel dient. Druksel veronderstelt
iets wat enkel om zichzelf gedrukt wordt, uit "innerlijke noodzaak
geboren". Een dat is de artistieke dimensie die Werkman
gaandeweg sterker zou bezighouden.
Het visioen
In 1919 sluit Werkman zich aan bij De Ploeg, een groep van
beeldend kunstenaars uit Groningen en omgeving. Wat hen verenigde
was het streven naar een kunst die een hevige uitbarsting
was van een nieuw levensgevoel. Kunst mocht zich in hun
ogen niet langer bezighouden met een gedetailleerde weergave
van wat het oog waarneemt, op de wijze van de impressionisten
dus. Kunst moest een van binnenuit beleefde vitaliteit oproepen
en had daarvoor de schreeuwende kleuren, de felle contrasten en
de slingerende lijnen tot haar beschikking om dat hevige gevoel
op te roepen. Werkman was in dat milieu aanvankelijk een eenling,
nauwelijks gewaardeerd om zijn schilderwerk dat men zag
als amateuristisch. Zijn druksels beschouwde men gewoon als een
spel, het spel van een deftig zakenman die in zijn vrije tijd
ook nog kunstenaar wil zijn. Maar waar de anderen (Jan Wiegers,
Jan Altink, Johan Dijkstra) spoedig terugvielen in een traditionele
schilderstijl was het juist de eenzaat Werkman die in
zijn druksels vooral de aansluiting vond bij de avant-garde.
Daarmee koos hij een weg die veel wezenlijker bleek te zijn en
vooral vruchtbaarder. Zijn werk is kunnen ontstijgen aan de
tijd en aan de provincie en daardoor doet het nog steeds modern
aan. De verbinding die zijn werk kenmerkt van een heldere abstractie,
een expressionistisch palet en een visionair verhaal
is ook in de tijd tussen de twee wereldoorlogen van een grote
bijzonderheid. Een uitgesproken visioen zijn de prenten die de
Stille Zuidzee en Vrouweneiland als onderwerp hebben. Via een
boek had Werkman kennis genomen van een overigens geidealiseerde
primitieve cultuur, nog door geen westerse hand geschonden.
Het was de invulling van zijn droom over een paradijs, hier ver
vandaan, een paradijs dat hij alleen in zijn kunst zou veroveren.
Zijn "Draaideur van het postkantoor" uit 1941 is een visionair
verhaal waarvoor hij de aanleiding dichter bij huis vond. Mensen
in en draaideur, dat is een rondtollend beeld waarin de
mensfiguur zichzelf herhaalt. In een beweging zie je mensen
draaien, de een volledig, de ander gehalveerd. Maar altijd
alleen maar een gestalte die voor even anoniem is. Werkman
sneed die gestalten met een scherp mes uit papier en ging met
de kleurinktroller over dat sjabloon. In verschillende lagen,
in verschillende diktes. In rood, blauw en zwart, wat Sandberg
"warme typografie" noemde. Met een stempel drukte hij het frame
van de draaideur en de vloertegels af. Als een aanzet, nooit
volledig. Zo bleef ook dit blad abstract van karakter. De voorstelling
is altijd een compositie van vormen die zich laten
vangen in een betekenisvol verband.
De Chassidische Legenden
Wellicht zijn beroemdste reeks prenten zijn de Chassidische
Legenden, voorstellingen die hij zich maakte bij de lezing van
Martin Bubers boek De Legende van de Baalsjem. De Duits-joodse
schrijver Buber zocht de wortels van een joodse cultuur die aan
aftakeling onderhevig was door toedoen van de moderne tijd. Hij
zocht die in de Chassidim, het gebied in Oost-Europa waar Joodse
minderheden in de afgeslotenheid van kleine dorpen en getto's
hun verhalen doorvertelden. Buber vertelt van een bijzondere
rabbijn met de bijnaam Baalschem die de tobbende mensen in
vervoering kon brengen door uit de oude bronnen een nieuw elan
te puren. De verhalen van de rabbijn waren van een volkse eenvoud
en met een mystieke inslag. Werkmans enige echte vriend,
dominee Henkels, had Buber gehoord tijdens zijn bezoek aan
Groningen in 1931 en was onder de indruk geraakt van de legenden.
Hij zag er een overeenkomst in met de levenssfeer in de
eerste jaren van de bezetting. Henkels gaf Werkman een exemplaar
van het boek, een ongekende wereld ging voor hem open. De
verhalen zetten hem aan tot meditatie en verbeelding. Elke dag
een verhaal was hem een feest. Aan Henkels schreef hij: "Men
moet dit Baalschem boek lezen zoals men perziken eet; want wie
het anders doet ondergaat ze niet."
Het zou Werkman heel veel moeite en geploeter kosten om de verbeelding
om te zetten in concrete druksels die de legenden niet
zo maar af zouden beelden maar op moesten roepen. Geen illustratie
maar een doorleefd verhaal. En tegelijkertijd wilde
Werkman ze eenvoudig houden, niet alleen omdat de vertellingen
zo waren, maar natuurlijk ook om trouw te blijven aan zijn
eigen artistieke ambities. Werkman bleef tot op het laatst de
modernist die kiest voor abstractie, helderheid, evenwicht. De
mensen zijn schimmen, donkere contouren in een gesloten wereld
met een hoog oplopend grondvlak. De omgeving is een compositie
van scherp begrensde velden waar de verschillende kleuren in
steeds wisselende diktes met de roller zijn aangebracht. Kleur
en vorm zijn nog altijd volkomen een. De voorstelling is een
anecdotische variatie van het oude joodse verhaal van de zoektocht
en de thuiskomst. Een diep menselijke beleving, in beeld
gebracht door Werkman die zich noch jood, noch christen voelde:
uiteindelijk geloofde hij alleen in de moderne kunst die voor
hem iets goddelijks was. Hij maakte in zijn eigen techniek, met
de papiersjablonen en de inktrol, een techniek die duizenden
handelingen vergde, twee series van elk tien bladen. De totale
oplage bedroeg twintig portefeuilles die voor f 75 te koop waren.
Al heel vlug waren er zestien verkocht. "Hier zal later om
gevochten worden," had Sandberg aan Werkman voorspeld. Dat
"later" zo dichtbij was, verraste ook Sandberg.
De Beyerd, Boschstraat 22, Breda; open dinsdag t/m vrijdag
van 10 tot 5 uur, zaterdag en zondag van 1 tot 5 uur. Tot 4
maart.
|