Antonietta Peeters Arie Berkulin Artis BOA 1 BOA 2 Beelden in Zoersel Bernd Lohaus Buitenmaatse grafiek op de grens Co van Assema Colin Lowe De Verbeelding De geur van hout De muze als motor Dick Fluitsma Eddy Posthuma de Boer Eelco Brand Een ander mensbeeld Emily Boekhout Esko Mannikko Felicien Rops Franka Beijers en Marc Koreman Geert van de Camp Gerrit Sol Gilbert and George Grafiek Guido Geelen Guillaume Bijl Hans Greep Hendrik Nicolaas Werkman Henk Visch Het gegeven beeld Jack Poell Jacomijn den Engelsen Jan Dibbets John Koermeling Jos Boetzkes Kunst in Rijen Lidwien Kraakman Marc Nagtzaam en Eelco Veenman Marie-Therese Colen Martha van Meurs Mattie Schilders Miek en Harry Vlamings Nicolas Dings Noor de Rooy en Piet Vloemans Opvattingen van schilderkunst Otto Egberts PJ Roggeband Panamarenko Paul Haentjes Paul van der Eerden Petra Boshart Rosan Bosch Ru van Rossem Ruimte in de kunst Sal Meijer Sarah Lucas Shelter Simon Woudwijk Soil and ceil Surrealisme Theo Kuijpers Ton Slits Tony Cragg VBBKZN Wat betreft Japan Willem Adams Willem de Kooning Wouter van Riessen Zomerbeelden Zomeropstelling
|
De droom en het schilderij
Het surrealisme als grote internationale kunststroming is eigenlijk
helemaal aan Nederland voorbij gegaan. Wat zich tussen
de twee wereldoorlogen in de beeldende kunst van West-Europa
aan belangrijks afspeelde, had geen enkele Nederlandse inbreng.
In de schaduw van de ontwikkelingen elders werden hier wel op
de manier van het surrealisme geschilderd, maar dat was van
tweede garnituur of had veel meer trekken van het magisch-realisme.
En dat was toch iets anders, ook al zijn de grenzen niet
altijd even scherp te trekken. Ook in de Nederlandse musea vond
het surrealisme heel lang geen thuis. Pas in 1965, toen Museum
Boijmans-van Beuningen, van Max Ernst "Het Paar" en van Rene
Magritte "Op de drempel van de vrijheid" aankocht, is er een
verzameling surrealistische kunst ontstaan. In de jaren '70
kreeg die collectie in Boijmans allure door het verwerven van
grote werken uit de verzameling van de excentrieke Britse mecenas
Edward James. Het zijn dan ook zijn favorieten Magritte en
Salvador Dali die de collectie domineren.
De tentoonstelling die deze zomer in de Kunsthal in Rotterdam
te zien is, is gewijd aan het surrealisme zoals dat aanwezig is
in de openbare collecties in Nederland. Het kan moeilijk anders
dan dat het merendeel van de 120 werken afkomstig is uit de
depots van Boijmans-van Beuningen. Het is wel merkwaardig dat
twee historisch belangrijke werken, "Het raadsel van Isodore
Ducasse" van Man Ray en "La reproduction interdite" van Magritte
in dit overzicht hier niet aanwezig zijn maar wel terzelfder
tijd in Boijmans in een heel ander verband getoond worden. "La
reproduction interdite" had hier al minstens moeten hangen
omdat het zo'n raadselachtig eerbetoon is aan Edward James.
Magritte, misschien wel de meest interessante schilder van al
de surrealisten, schildert op dit doek uit 1937 de achterkant
van Edward James staande voor de spiegel. Een ogenschijnlijk
eenvoudig beeld. Maar wat wij zien kan helemaal niet. Als de
geportretteerde met de rug naar de kijker staat, moet in het
spiegelbeeld zijn gezicht te zien zijn. Maar in de andere werkelijkheid
van het schilderij zien wij in de spiegel dezelfde
achterkant van Edward James, en weten we nog niks. Het is een
verdubbeling in strijd met de logica maar overeenkomstig de
eisen van het surrealistisch manifest zoals dat door "paus"
Breton in 1924 was geformuleerd. Het surrealisme verbindt het
onmogelijke, dat wat individueel zeer concreet en bestaanbaar
is, maar wat in combinatie niet kan. Althans niet volgens onze
opvattingen van de werkelijkheid, uiteraard wel in de droom.
Magritte is de beste schilder van het hele gezelschap, een
schilder die naar handschrift en naar de manier waarop hij de
schilderkunst zelf in elk doek weer aan de orde stelt, ook het
oog aan het einde van de twintigste eeuw nog steeds boeit. Dat
kun je van de grote kanonnen als Max Ernst en Andre Breton niet
echt meer beweren. Hun verhaal, hun bezigheid, hun streven, dat
is nu een klein plekje in de geschiedenis van de twintigste
eeuw waar voor de gelegenheid de stofdoek overheen gehaald
wordt. Hetzelfde geldt eigenlijk ook Salvador Dali. Bij hem
hindert steeds meer de frictie tussen een weergaloze schilderkunst
met een hoge graad van ingebouwde spanning en anderzijds
het verhaal, het bedenksel, de truc. De publiciteit die hij een
leven lang op de meest bizarre wijze onophoudelijk zocht, heeft
hem vermoord. Die enorme vloed aan reproducties van zijn werk,
dienend als poster, plaatje in een agenda of als loze versiering
bij om het even welke tekst, heeft mooie doeken uit hun
verband gehaald en tot plat cliche gedegradeerd. Het mes van de
publiciteit heeft hij zichzelf in de rug geplant.
De surrealisten willen de grens tussen droom en werkelijkheid,
tussen object en subject opheffen om zo rechtstreeks te putten
uit de beeldtaal van ons onderbewustzijn. Rechtstreeks wil hier
zeggen zonder controle van de rede een verbinding tot stand
brengen tussen droomwereld en kunstenaarshand, een "peinture
(of: ecriture) automatique" zoals Breton dat noemde. De dichter
Lautreamont noemde het "schoon als de toevallige ontmoeting op
een snijtafel van een paraplu en een naaimachine". Het surrealisme
bedient zich van onmogelijke en onbestaanbare situaties.
In zijn schilderij "Au seuil de la liberte" (Op de drempel van
de vrijheid) schildert Magritte acht schilderijen. Schilderijen
in een schilderij, dat is illusie nummer een. We zien onder
meer een menselijk naakt, een wolkenlucht, een voorgevel, allemaal
"net echt" geschilderd. Maar het blijven platte suggesties
en worden nooit een driedimensionale werkelijkheid, dat is
de tweede illusie. Tezamen vormen de acht panelen een onbestaanbare
binnenruimte, de derde illusie die door het kanon aan
flarden geschoten dreigt te worden. Hoe werkelijk Magrittes
wereld ook lijkt, we kunnen zo'n wereld alleen in onze droom
zien. Het onlogische heeft het werk van Magritte gemeen met een
erkend surrealist als Max Ernst, maar het is in vergelijking
met hem zo veel persoonlijker geschilderd. Magritte was dan ook
in de eerste plaats schilder, en pas daarna surrealist. Net
zoals de ook in Rotterdam aanwezige Giorgio de Chirico, Marcel
Duchamp en Man Ray eerst en vooral kunstenaar waren met een
zelf bevochten vrijheid die ze niet lieten beknotten door de
teugel van het surrealistisch manifest.
De aanwezigheid van een aantal werken van Francis Picabia is
schilderkunstig een aangename verrassing, maar vanuit de tentoonstelling
gedacht een Fremdkoerper. Hij mag dan in de bloeijaren van
het surrealisme een artistieke verwantschap hebben
gehad met de ideeen omtrent de werkelijkheid van Andre Breton
en de zijnen, hij was een te sterke en onafhankelijke geest om
zich te kwellen met het dictaat van een stroming. Want een
stroming was het inderdaad, het surrealisme, met alles wat daar
traditiegetrouw bijhoorde: manifesten, een leider, opstand en
provocatie en vooral natuurlijk de ruzies die de ondergang van
de beweging bespoedigden. Francis Picabia was een uitgesproken
modernist. Een kunstenaar die de verhouding tot de werkelijkheid
formuleerde in termen van abstractie en daarin veel verder
ging dan de surrealisten ambieerden. Francis Picabia's werk is
nog steeds uitgesproken modern en daarom alleen al valt het zo
op in dit historisch deeloverzicht dat interessant is om te
zien maar dat door de aanwezigheid van Picabia ook een stoffige
hoek in de geschiedenis wordt. Naar de artistieke mentaliteit
gemeten is Picabia een uitgesproken modern schilder. Het is
daarom jammer dat het overzicht stopt bij hem, daar waar je
ineens het gevoel hebt aan de drempel te staan van de eigen
tijd. Dat zou pas echt interessant zijn: de lijn van het surrealisme
via Picabia doortrekken naar de Pop Art van Andy Warhol
en nog verder door naar de eigen tijd, naar kunstenaars bij
voorbeeld als de Amerikanen Louise Bourgeois, Robert Gober of
misschien zelfs Rob Scholte. Hun beeldtaal en hun verhaal tonen
grote verschillen maar hebben ook iets gemeenschappelijks: het
weghalen van de grens tussen het objectieve en het subjectieve,
en dat berust inderdaad op een oudere, surrealistische grond.
Het is jammer dat deze tentoonstelling van het surrealisme de
historische grenzen nogal oprekt en de stroming dus langer laat
duren dan eigenlijk het geval was en daartegenover vanuit de
eigentijdse kunst gedacht te vroeg ophoudt. Het oprekken leidt
tot een begripsvervaging, het te vroeg ophouden is een gemiste
kans.
Surrealisme uit de Collectie Nederland in de Kunsthal,
Westzeedijk 341 (achter Museum Boijmans), Rotterdam. Tot 16
september. Alleen op maandag gesloten.
|